Vrijdag 10 mei 1940
`s Morgens werden de leerlingen, die in Kortrijk schoolliepen, bij hun aankomst naar huis teruggestuurd.
Op het St.-Jozefinstituut, op het Plein, mochten we al direct onze boeken meenemen. We wisten toen nog niet dat het onze laatste schooldag zou zijn, in augustus zouden we pas veertien worden.
Op bevel van de Führer, Adolf Hitler, werd het groot offensief in het Westen bij dageraad ingezet. Over de radio vernamen we het onrustwekkend nieuws. Er werd bestendig militaire marsmuziek door Belgische regimenten gespeeld, af en toe onderbroken door de tijding dat de forten van Luik stand hielden.
Bij het klaren van de dag waren onze jongens, die tegen de Duitse grens lagen, al hevig in het gevecht gewikkeld, was er zelfs al een Kuurnenaar te Veldwezelt gesneuveld, namelijk Willem Moreel, 29 jaar (soldaat bij het XIVe Artillerie) en ingezet aan de samenvloeiing Albertkanaal en de ZuidWillemsvaart. Een overlevende vertelde:
Het was nog halfdonker - 4.30 uur Duitse tijd. plotseling zagen we een aantal geluidloze vliegtuigen naderen in de richting van het Albertkanaal tussen Lanaken en Briegden. Opeens schenen ze een algemeen bevel te volgen, want ze vlogen schijnbaar in alle richtingen uit mekaar. De grenswachters, alsook de soldaten van de dekkingstroepen dachten dat het getroffen toestellen waren. Inderdaad, ze daalden zachtjes naar beneden en doken zelfs naar de grond. Het leken precies reusachtige vogels en zonder nationaal kenteken. Opeens kwamen zwaar gewapende Duitse soldaten uit de zweeftoestellen en ze begonnen onmiddellijk te schieten, terwijl in het naburige Lanaken de kazerne van de grenswacht werd gebombardeerd. Aangezien de zweeftoestellen achter onze linies neergekomen waren, hadden wij het moeilijk om ons te verdedigen. Wij hadden de vijand verwacht komend uit de richting van Duitsland, trouwens al onze schietgaten waren Oostwaarts gericht. We waren totaal verrast, want over zweeftoestellen hadden
ze ons nooit gesproken.
Met vlammenwerpers, handgranaten en mitrailleurs werden we overmeesterd. Het was een verrassingsaanval waarbij twaalf jonge soldaten in de hel van Veldwezelt het leven lieten.
Op deze eerste oorlogsdag was er voor ons ter plaatse ook al spektakel te zien. Op de wijk "De Krieke", rechts voorbij "Den Hogen Doorn" op de grens Hulste en Ingelmunster, was er in de vroege morgen in de weide van boer Vanneste een Duits jachttoestel neergekomen. Onze boekentas lag vlug in de hoek en wij in zeven haasten met de fiets daar naar toe.
Men vertelde dat het vliegtuig in een luchtgevecht gewikkeld was geweest en een noodlanding had moeten maken. De piloot had nog geprobeerd het kleine jachttoestel in brand te steken, maar het was hem niet gelukt. Hij werd gevangen genomen en voorlopig overgebracht naar de Kriekeschool in afwachting van verdere evacuatie.
Vandaar reden we Ingelmunsterwaarts. We zagen voortdurend kolonnes auto's met Franse soldaten passeren. Ze reden richting Oostrozebeke. De soldaten droegen een blauw uniform, heel vreemd voor ons, we waren kakikleur gewoon.
Tegen de middag was het stikheet. Ook de lampen in de radio gloeiden, want er werd voortdurend geluisterd naar de berichtgeving van het N.I.R., de toenmalige nationale radio-omroep...
... En de forten van Luik .
In de late middag van onze eerste oorlogsdag viel er voor ons niet veel meer te beleven, dachten we. Maar in de vooravond, rond 18.00 uur, was het te doen.
Een formatie Duitse tweemotorige Heinkels verscheen hoog aan de blauwe hemel, vier groepen van vier. Ze vlogen van oost naar west, voorlopig door niemand gestoord.
Opeens hoorden en voelden we een geweldig gedreun, het kwam van inslaande bommen. Gedaan met de pret!
Het vliegveld van Wevelgem werd gebombardeerd. In een ommezwaai moest ook de "Congostatie" van Kortrijk vernietigd worden, maar het was de kunstwerkstede De Coene, aan de Weggevoerdenlaan die getroffen werd. Zware rookwolken stegen hemelwaarts.
Het werd weer spannend toen Franse jachttoestellen kwamen opdagen en de Duitse formatie onder en boven en links en rechts met mitrailleurvuur bestookten. Wat een sensatie! Tot er opeens, onder een hels geraas één van die zware bommenwerpers brandend neerstortte en te pletter sloeg op het "Hoog Wallegem" achter de hoeve Stragier te Hulste.
"Kijk...ginder hoog..." riep er iemand, een parachutist! Inderdaad, één van de piloten had nog de kans gezien om zich met zijn valscherm te redden. Hij kwam traag naar beneden. We waren natuurlijk al ter plaatse toen hij landde op "t Hoge" en terecht kwam in de tuin van het "Landhuis", toen bewoond door Christiaens, "toepe" in de volksmond.
Het was een jonge vliegenier, hij scheen eerder bang en bood niet de minste weerstand, hij werd direct omringd door de toegesnelde nieuwsgierigen. Weldra was de Rijkswacht van Harelbeke ter plaatse, maar het waren Engelse militairen die juist op de Brugsesteenweg voorbijkwamen, die de parachutist als krijgsgevangene meenamen.
Vandaar werd ons terrein verlegd naar het "Hoog Wallegem" te Hulste. Brokstukken van de machine en van piloten lagen brandend verspreid over de hele vlakte.
De stoffelijke resten van de bemanning werden in een grote houten bak verzameld en met een "boerendriewielkar" door Sylveer Malfait overgebracht naar het kerkhof op de marktplaats te Hulste.
Om 19.00 uur werd de brandweer van Kuurne opgeroepen om hulp te bieden bij de blussingswerken van de firma De Coene te Kortrijk. De brandweermannen kwamen 's avonds laat terug met het droevige nieuws dat er in de voornoemde kunstwerkstede vier werklieden dodelijk getroffen waren, waaronder Richard Viaene van de Brugsesteenweg, hij was 43 jaar en gehuwd met Marie Magdalena Devolder. De weduwe bleef achter met vijf kinderen. Het jongste was amper 4 maand. De eerste oorlogsdag had aldus voor Kuurne een trieste balans, want twee inwoners waren al slachtoffer van het oorlogsgeweld.
Zaterdag 11 mei 1940
Er passeerden slierten vluchtelingen, meestal uit Limburg. Sommigen waren moe "getjoold" en vroegen om ter plaatse te mogen blijven. Dat leek geen enkel probleem te zijn, ze hadden immers zelf de hoogstnodige voorraad meegebracht.
Ook met Engelse eenheden maakten we nu kennis. Tommies in battle-dress, echte crossers op hun snelle motoren. Sommigen droegen een driehoekige groene lap op de mouw gespeld. Dat was om te weten of er met gas geschoten werd. Op hun radio-transmitter slingerde een lange antenne weg en weer en in hun koptelefoon hoorden we wat gebrabbel waarvan wij niets verstonden "abel-baker-charley...strength five...O.K.-over-out"! Hun sigaretten "players" in ronde dozen roken ook feller dan de onze. En ze zongen: "We will hang our washing on the Siegfried-line" en wij zongen mee, maar dan in `t Vlaams:
We gaan ons waste hangen aan de Siegfriedlijn,
`t Is de beste plaats voor bleek- en drogerij.
We gaan ons waste hangen aan de Siegfriedlijn,
Als ze niet kapot zal zijn enz...
Maar tijdens het middagmaal hoorden we dat het sterkste fort van Eben-Emael in Duitse handen was en tanks zouden reeds Tongeren bereikt hebben.
Tegen de avond was de terugtocht tot achter de Maas bijna een feit. Onze avondrust werd nog rond 21.00 uur verstoord toen een paar haastige bommenwerpers hun lading hadden komen lossen te Kortrijk, in de buurt van de Gentsesteenweg en de Stasegemsestraat.
De Kuurnse brandweer werd opnieuw opgeroepen om met de draagbare pomp de brand te helpen bestrijden bij de firma Raymond Nolf, een bereidingsfabriek voor weefsels aan de Vaartstraat, die door de bommen getroffen was. Het was middernacht toen de brandweerlui in het pikdonker met gedoofde lichten terug Kuurne waars keerden. Daar vernamen ze dat door verloren geraakte bommen enkele huizen rond "Het Kieken" aan de Pieter Verhaeghestraat beschadigd waren.
Zondag 12 mei 1940
Pinksteren... Op de Brugse baan reden wagens en karren volgeladen met huisraad en oudere vluchtelingen op den dool. Daarnaast fietsers met pak en zak. Het slechte nieuws kwam nu uit Frankrijk. De Duitse voorposten waren reeds doorheen de Ardennen gedrongen en bereikten de Maas rond Sedan.
Maandag 13 mei
1940 Het begin van een nieuwe oorlogsweek. Het zou opnieuw een zeer warme meidag worden. Gelukkig maar voor de talrijke vluchtelingen die nog steeds naar onze streek kwamen afgezakt.
De Engelse militairen hadden hun tenten opgeruimd en zouden onze troepen te hulp snellen. Dat dachten we tenminste..Her en der werden nog wat zakjes met zand rond de keldergaten bijgelegd. Ook de kelders zelf werden verstevigd met zware houten balken. Er waren er zelfs die in hun achtertuin een kleine "abri" hadden gemaakt, je weet maar nooit, want als het huis instort kun je nog moeilijk uit de kelder komen.
Er was ook al meer vliegalarm. De sirene loeide..., maar de mensen trokken er zich niet veel meer van aan, integendeel. Het was juist het moment om buiten te komen, om te zien hoe ons luchtafweergeschut in actie kwam.
Ergens verscheen aan de blauwe hemel een eenzaam vliegtuig, dat alleen werd verstoord door wat knallende schrapnels, die veel te laag ontploften en alleen wat kleine zwarte wolkjes nalieten.
Op alle fronten was er verlies. 's Middags hadden de Duitsers met hun tanks de Belgische stellingen aan de Gete doorheen gerammeld. Maar ook de Franse troepen moesten wijken nadat Stuka-vliegtuigen''', zonder onderbreking, de Franse stellingen aan de Maas hadden aangevallen. In de late middag waren zelfs al Duitse fuseliers met vlotten over de stroom geraakt. Sedan zou weldra ingenomen worden.
Dinsdag 14 mei 1940
Op de radio werd de berichtgeving nu schaarser. Via radio "Huizen", een Hollandse zender, vernamen we dat de Nederlandse regering en het koningshuis naar Engeland waren gevlucht en dat 's middags de haven van Rotterdam was gebombardeerd.
Rond Leuven poogden de Duitsers door te breken. Daar zou de vijand niet doorkomen, hadden Kuurnse gemobiliseerde ons verteld, want daar stonden de zwaarste kanonnen van de Belgische Artillerie opgesteld, verborgen tussen struiken en bomen.
Woensdag 15 mei 1940
Ook de Belgische ministers hadden Brussel verlaten en gingen verblijf zoeken in Oostende. De Duitse pantsers waren immers door de Franse sector gebroken en poogden de geallieerde troepen in België te omsingelen.Kwam daarbij dat het Nederlandse leger de wapens had neergelegd, zodat de verdediging van de Scheldemonding in het gedrang zou komen.
Donderdag 16 mei 1940
Op de wijken 't Kruisje, de Katoen 't Hoge en aan de Herder werden de wegwijzers onleesbaar gemaakt. Het waren kleine betonnen palen, met daaraan gele metalen borden, die de juiste richting en de afstand gaven. Met zwarte verf werden ze overschilderd. Men wilde het de vijand moeilijk maken...
Vrijdag 17 mei 1940
E.H. Jos Devogelaere, van 1968 tot 1975 pastoor van St.-Eutropius te Heule, was tijdens de 18-daagse veldtocht brancardier. Hij vertelde het volgende:
"In de vroege morgen marcheerden wij over het Willebroekskanaal. Achter onze rug moest de brug in de lucht vliegen.
Met het daglicht, net zoals het met gewone vogels het geval is, verschenen Duitse vliegtuigen. Ze raasden over onze kolonne om te mitrailleren, maar we bleven het koddig bevel van onze Brusselse luitenant indachtig: als de vijandelijke vlieg komt, allemaal plat in de patat!
We kwamen ongedeerd in Humbeek. Het dorp was bijna totaal ontruimd. We bezetten de huizen, waarvan de deur niet op slot was. Er werd ons een paar uren rust gegund.
Rond de middag werden we wakker en we liepen door het dorp om gekwetste voeten te verzorgen.
Plots kwam er een Belgische soldaat op een motorfiets door het dorp gereden en hij riep "de Duitsers zijn over de brug! De Engelsen hebben ze niet laten springen!".
In paniek stormden de soldaten uit de huizen. Honderden jongens lieten al hun materiaal in de steek. Ondertussen werden de gekwetsten aangebracht op ladders die in stukken gezaagd waren.
Met een broeder van de Witte Paters, een Harelbekenaar, trokken we het dorp in op zoek naar andere gekwetsten. Het was verschrikkelijk. Af en toe gierde een granaat boven ons hoofd. Hier en daar geraakten we verstrikt in afgeknapte telefoon- en elektriciteitsleidingen.
Langs de heggen kropen groepjes soldaten met de bajonet op het geweer. De dokter zei dat we mochten vertrekken, hij zelf zou bij de gekwetsten blijven, wat er ook mocht gebeuren.
In de nacht verlieten we het gruwelijke Humbeek. We marcheerden heel de nacht, we moesten achter de Dender trachten te geraken."
Zaterdag 18 mei 1940
Gisteren zijn nog drie Luikse forten gevallen en Brussel werd ingenomen. De eerste Duitsers bereikten reeds Antwerpen.
Zondag 19 mei 1940
`s Morgens hoorden we te Kuurne een aanhoudend gerommel, precies het opkomen van een dondervlaag. Het was artilleriegeschut dat al zeer vroeg actief was. We troostten ons met de gedachte dat het toch nog ver van ons verwijderd was.
Duitse vliegtuigen scheerden over de Brugsesteenweg. De vluchtelingen waren nu talrijker. Ze waren bang van het kanongebulder dat hen achtervolgde en nu waarschijnlijk dood en vernieling zaaide in hun dorp dat ze hadden moeten verlaten.
Bij een aanval van vijandelijke vliegtuigen sneuvelde vandaag te Duinkerke (Noord-Frankrijk) soldaat Georges Vanelslander uit de Boomgaardstraat (nu Congostraat). Hij was 32 jaar en gehuwd met Helena Vandekerkhove. Hij behoorde tot het regiment "uitrustingsdienst" en was aldaar in opdracht.
Maandag 20 mei 1940
Door een plakbrief werden we ervan verwittigd dat het streng verboden was zich op de openbare weg te begeven tussen 22.00 uur en 5.00 uur 's morgens. De weg moest vrijgehouden worden voor militairen die zich verplaatsten. Het waren hoofdzakelijk Engelse troepen die acht dagen tevoren nog hoopvol frontwaarts waren getogen. Nu kwamen ze in losse slagorde terug, precies of ze hier niets meer te verrichten hadden.
De vluchtelingen die we aanspraken, kwamen uit de Scheldestreek. Ze zouden dieper achterwaarts trekken, want ze vertrouwden de Leie niet!
Alle weerbare mannen tussen 16 en 35 jaar, die nog niet gemobiliseerd waren, werden opgeroepen om naar Frankrijk uit te wijken
Te Kuurne werd aan deze oproep niet altijd gevolg gegeven. Toch waren er die poogden de Franse grens over te steken. Volgens sommigen was de grens gesloten en liet men niemand passeren. Op andere grensposten kon men ongehinderd heen en weer.
De Duitse troepen hadden het strategisch punt Abbeville in Frankrijk bereikt.
Wat we later vernamen was dat ook vandaag in Abbeville Joris Van Severen, leider van het Verdinaso (Verbond der Dietse Nationaal Solidaristen) met 16 andere Belgen, aldaar door dolle Fransen, onzinnig werd vermoord.
Het Verdinaso was katholiek, Groot-Nederlands en streed voor een corporatieve staatsvorm. Al voor de oorlog uitbrak colporteerden de leden van deze orde in uniform (groen hemd - zwarte broek) op de zondag door de straten om propaganda te maken en hun lijfblad aan de man te brengen.
Mijn schilt ende mijn betrouwen, Sijt Ghij 0 God mijn heer.
Op U soo wil ick bouwen,
Verlaet mij nimmer meer
Dat ick doch vroom mach blijven Uw dienaar 't aller stondt,
De Tyranny verdrijven
Die mij mijn hert doorwondt.
Dinsdag 21 mei 1940
De Belgische verdedigingsstelling liep nu van Terneuzen, voor Gent tot juist achter de Schelde.
Er kwamen zelfs al enkele Belgische soldaten door Kuurne. Het waren de voorposten. Ze legden beslag op de fiets van Michiel Seghers Iepersestraat, Georges Remmerie Bavikhoofsestraat, Gerard Van Elslander Brugsesteenweg en Cyriel Vansteenkiste Abelenstraat.
Een paar keren was er al elektriciteitsonderbreking geweest. Dat was voldoende om een voorraad kaarsen aan te leggen. Ook dozen "sulferstekskes" (lucifers) werden gehamsterd.
Het gerommel van de artillerie was nu al duidelijk hoor- en voelbaar. De mensen werden met schrik bevangen en kwamen al minder op straat om de toestand te bespreken.Op het Marktplein, in "Den Hert" bij Gertrude, was er plakband kruisgewijs op de vensterruiten bevestigd, zodoende zouden glasscherven minder ver rondslingeren.
Ondertussen waren enkel uitgeweken jongelingen al een heel stuk diep in Frankrijk. Ook Gerard Planckaert uit de Ieperstraat (voor de fusie Kuurne), bijna 18 jaar, destijds zeer gekend muzikant bij "Moed en Vlijt" uit "De Kroon", was samen met enkele Kortrijkse vrienden van Overleie met de fiets op de vlucht. Toen ze dicht Boulogne-sur-Mer genaderd waren besloten ze "moegetjoold", dat het geen zin had nog verder te rijden. Integendeel, ze zouden de terugweg aanvatten. Voor één van zijn kameraden zou de terugweg dramatisch verlopen, want te St.-Folquin zou hun goede vriend Marcel De Baecke, zoon van de gekende Jozef De Baecke van op St. Jansput (Kortrijk) de dood vinden.
Uit het boek 'Kuurne tijdens W.O. II' Noël Bruneel